Stadslandgoed

De campus maakt Landgoed Woudhuizen in de komende jaren tot een duurzaam levend stadslandgoed voor de inwoners van Apeldoorn en omgeving. Daarvoor ontwikkelen we nieuwe bedrijvigheid en organiseren we uiteenlopende activiteiten.

Recreatie

Landgoed Woudhuizen is een prachtig natuurgebied vol flora en fauna. Het ontwerp van het landgoed uit 1700 is nog te herkennen in het landschap. Het landgoed is tussen zonsopkomst en zonsondergang vrij toegankelijk voor publiek.

Rustpunt

Voor een kopje koffie of thee en de wc kan je op maandag tot en met vrijdag terecht bij het Rustpunt van de campus, bij de boswachterswoning op Het Woldhuis 9.

Rustpunt

Fiets- en wandelroutes

Er zijn meerdere fiets- en wandelroutes. Gemarkeerde wandelroutes zijn:

Kinderen kunnen naar hartenlust spelen in de natuur, in het bos en op het erf rondom het Woldhuis, de witte villa in het hart van het landgoed. Daar vind je een educatief speelbos en speelweide met grasveld, voetbal- en volleybalveld, een vuurplek en een grote vijver.

Educatie

IVN organiseert vanuit het Woldhuis onder meer natuurkampen, schoolreisjes en buitenlessen voor basisscholen en buitenschoolse opvang (BSO’s) en zomerkampen voor kinderen van 8 tot en met 12 jaar. Onze medewerkers helpen bij de voorbereiding van deze activiteiten.

Meer informatie: IVN.

Accommodatie

Het Woldhuis is als accommodatie te huur. Een ideale plek voor vergaderingen, feesten en partijen, voorzien van alle faciliteiten. Groepen kunnen er ook overnachten. Er is keuze uit diverse arrangementen, uit te breiden met natuuractiviteiten. IVN verzorgt dit alles met hulp van onze medewerkers.

Meer informatie: IVN.

Historie

Woudhuizen, Woldhuis, Woudhuis… Wil je weten waar die namen vandaan komen? Gert Reijnen, vrijwilliger van Campus Woudhuis, is de geschiedenis van het landgoed ingedoken en vertelt er graag over.

Recente geschiedenis In het hart van Landgoed Woudhuizen staat een voormalige boerderij uit 1865, inmiddels een gemeentelijk monument en thuisbasis van Campus Woudhuis van 2019 tot en met 2021. Sindsdien is de campus gevestigd in het boswachtershuisje. Het landhuis naast de boerderij heet Het Woldhuis. Net als de boerderij is ook dit landhuis in 1865 gebouwd voor de familie Tutein Nolthenius. In 1975 verkochten de laatste bewoners van deze familie het landgoed aan Gemeente Apeldoorn. Het landhuis werd in 1978 aangepast door de voorgangers van IVN voor natuureducatie aan scholen uit het hele land. Het landhuis, dat door de bewoners in de buurt “het schooltje” wordt genoemd, heeft in 2019 een flinke opknapbeurt gehad. De boerderij wordt gerestaureerd.

Het Woldhuis in 1910

Het Woldhuis rond 1910 | bron: onbekend

De familie Tutein Nolthenius kocht in 1860 het zuidwestelijke deel van een bestaand landgoed, dat ligt in de IJssevallei tussen Apeldoorn en de IJssel. Een groot deel van het landgoed bestond uit natte heidegrond, doorsneden door de Zutphense straat. Omdat begrazing met schapen van de heide in die tijd niet veel geld opbracht en meer te verdienen viel met de verkoop van hout, werd het gebied ontgonnen en beplant met bomen. Op percelen werd één boomsoort geplant. Als de bomen kaprijp waren, werd het gehele perceel geoogst. Om het landhuis status en een mooi aanzien te geven vanaf de Zutphense straat werden een vijver gegraven en een grote weide aangelegd. Bij het landhuis werden ter verfraaiing verschillende soorten bomen geplant en bloembedden aangelegd en een tuin voor groenten en fruit voor eigen gebruik.

Om het gebied droger te maken werden afvoersloten gegraven naar de Grift, een eeuwengeleden gegraven waterafvoerkanaal ten oosten van het landgoed. Ook werden op natte stukken grond naast elkaar greppels gegraven. Het zand uit de greppels werd er tussen opgeworpen. Op de zo ontstane hogere en dus drogere stukken werden bomen geplant. Zij worden rabatten genoemd. Op veel plekken zie je die rabatten nog. Er werden veel naaldbomen geplant, omdat die er goed groeiden.

Nu zie je niet meer zoveel van de productiepercelen met één boomsoort en geplant in hetzelfde jaar. Vele jaren al zorgt Gemeente Apeldoorn voor het ontstaan van een bos met meer variatie, door het kappen van een deel van de bomen. Vooral naaldbomen worden gekapt. Daardoor komen ruimte en licht vrij voor de groei van verschillende soorten loofbomen en struiken, die het goed doen op de leemhoudende zandgrond. Natuurmonumenten heeft in april 2020 het beheer van het landgoed overgenomen van de gemeente. Als je wilt weten wat er in het gebied gebeurde voordat de familie Tutein Nolthenius het kocht, lees dan verder.

Verder terug in de tijd Lang geleden was het gebied tussen Apeldoorn en de IJssel een nat gebied tussen de stuwwal en rivier de IJssel. Het laaggelegen gebied was licht golvend. Door de vele waterloopjes en meertjes was het slecht toegankelijk. Er lagen uitgestrekte moerasbossen. Zo’n 700 jaar geleden bewerkten boeren al stukjes geschikte grond voor de productie van granen, melk, boter, kaas, eieren en vlees voor eigen gebruik en voor de verkoop in Deventer. Dat was toen een belangrijke handelsstad. Het bemesten van de akkers, die we enken zijn gaan noemen, gebeurde met een mengsel van gemaaide heide, strooisel uit het bos en mest van de dieren van de boerderij.

In de veertiende eeuw was dringend behoefte aan meer grond voor akkerbouw en veeteelt wegens een flinke groei van de bevolking. Vanaf 1335 werd daarom begonnen met het droger maken van de IJsselvallei. De IJssel kreeg een dijk om het rivierwater te weren en de waterafvoer werd verbeterd door het graven van weteringen. Dat waren grotere afvoerkanalen, waarop sloten hun water konden lozen. Ook de grote wetering, die ten oosten van Woudhuizen ligt, werd toen gegraven. Door deze maatregelen werd het mogelijk het waterpeil te verlagen en de grond geschikt te maken voor akkerbouw, veeteelt en houtproductie. Het ontginnen van het gebied door het verwijderen van het moerasbos gebeurde geleidelijk en is eeuwen doorgegaan.

De boerenbedrijven werden langzaam groter en er kwamen er meer. Ze werden goederen genoemd en waren aanvankelijk eigendom van herenboeren en religieuze instellingen, zoals gasthuizen in Arnhem en Deventer. Dat deze goederen tussen bossen lagen blijkt wel uit namen zoals Wolthuys en Woolthuys. Het gebied wordt daarom in de geschiedschrijving “Het land van De Woudhuizen” genoemd. De goederen hadden een oppervlak van 30 tot 68 hectare. Het moeten grote bedrijven zijn geweest met veel personeel. Rond de akkers stonden houtwallen met doornstruiken om vee en wild buiten te houden.

Uit een veetelling in 1526 voor de heffing van belasting door de Hertog van Gelre is bekend dat in De Woudhuizen twaalf welvarende boeren woonden, met meerdere ossen en paarden als trekdieren. Voor het bemesten van de akkers of enken werd mest gebruikt uit de potstal, waarin heideplaggen werden gemengd met mest van schapen en koeien. In een latere periode werden de goederen eigendom van rijke mensen, die zij als investering gebruikten. Zij verpachtten de bedrijven aan boeren. Op enkele grote boerderijen hadden de eigenaren een herenkamer waar ze konden logeren voor het innen van de pacht en het jagen. In de periode tussen 1650 en 1750 waren de goederen vooral bezit van de adel, die toen de bestuurslaag van de samenleving vormde.

Van 1750 tot 1850 was de adel niet meer zo belangrijk en waren ook rijke kooplieden in het bezit van goederen in het land van De Woudhuizen. Niet alleen financieel rendement was belangrijk maar ook status. Het gebied veranderde door de aanleg van brede lanen met rijen bomen erlangs. De jacht was een populaire aanleiding voor het uitnodigen van gasten en het organiseren van feesten. Dames konden vanuit koetsjes meekijken hoe de heren te paard herten achtervolgden of zelf op vinkenjacht gaan. Het lanenpatroon uit die periode is bewaard gebleven. Ook de productie van elzenhakhout, als brandstof voor de koperwatermolens in Wenum-Wiesel was een goede bron van inkomsten.

Na 1850 werden steeds meer stoommachines ingezet. Zij werden ook gebruikt voor het droogpompen van kolenmijnen in de diepere koollagen. Brandhout werd daardoor minder belangrijk. Door buitenlandse concurrentie was Nederlands schapenvlees niet meer te verkopen en was de waarde van heidevelden gedaald. Nog een oorzaak was het toepassen van kunstmest, waardoor heideplaggen niet meer nodig waren voor de potstal. Op steeds grotere schaal werd heide ontgonnen en beplant. Vooral naaldhout was waardevol als stuthout in de mijngangen. En toen kocht Peter Marius Tutein Nolthenius in 1860 zijn ontginningslandgoed om in het gebied resterende heidevelden om te zetten in bos en er een landhuis en boerderij te bouwen. Een mooie plek inmiddels voor een stadslandgoed voor de bewoners van Apeldoorn en voor Campus Woudhuis.